Onder bloemenweide wordt verstaan een begroeiing bestaande uit veelal meerjarige of overblijvende, bloeiende inheemse kruidachtige gewassen, in combinatie met grassen. Deze weide wordt in stand gehouden door: een of twee maal per jaar maaien, en het maaisel af te voeren, het sortiment te reguleren door wieden, bijzaaien of bij planten.
INLEIDING In het kader van een maatschappelijke ontwikkeling worden steeds meer mensen zich ervan bewust, dat zij deel uitmaken van een natuurlijk systeem. Er ontstaat hierdoor een hernieuwde belangstelling voor natuur en natuurlijkheid. De werkgroep “Toepassing Inheemse Flora” tracht op deze belangstelling in te spelen door kennis van de toepasbaarheid van de inheemse flora in de gebouwde omgeving te verzamelen, en deze in de vorm van voor de praktijk bruikbare informatie door te geven aan belangstellenden. In dit kader verschenen in “Groen” de volgende artikelen: Omschrijving, motivering, functie en karakter Heemparken (april 1977), De éénjarige bloemenakker (november 1977), Vijvers en waterlopen (juli 1978) en Het kweken van Heemplanten (januari 1980). De bedoeling van dit artikel is, aan te geven waar en hoe een uit het cultuurlandschap wel haast verdwenen element als een bloemenweide kan worden aangelegd in het stedelijk groen. Daarbij wordt niet gestreefd naar reconstructie van een authentieke bloemenweide, zoals die eertijds in het cultuurlandschap voorkwam, maar wel naar de aanleg van bloemenweiden met een natuurlijk aanzien. Daarbij staat de werkgroep voor ogen, dat de bloemenwei één van de elementen kan zijn die aansluiten bij de behoefte aan een natuurlijk aanzien van het groen in de woonomgeving, en grote esthetische, educatieve en instructieve kwaliteiten in zich bergt. De natuurlijke” bloemrijke graslanden ” zullen ons daarbij steeds als inspiratiebron dienen. Dit artikel kan slechts een richtlijn zijn. leder die een bloemenweide wil aanleggen zal uit moeten gaan van zijn eigen mogelijkheden en plaatselijke omstandigheden, zoals bodemgesteldheid, waterhuishouding, klimaat, beschikbare ruimte en middelen. Bloemrijke graslanden, die het aanzien hadden van bloemenweiden, waren te vinden op veelal arme gronden, waar een extensief, langdurig en eenvormig beheer werd toegepast. Voorbeelden hiervan zijn: – de zg. blauwgraslanden, meestal ver van de boerderij gelegen, slecht ontsloten, onbemest hooiland, waarvan de kleur werd bepaald door de blauwe zegge. – graslanden op veelal ook slecht ontsloten en slecht ontwaterde komgronden. – graslanden op hellingen van de dalflanken op de verweringsgronden van de krijtgesteenten in Zuid-Limburg. – graslanden op afgetichelde*) gronden en in uiterwaarden. De ontwikkeling van de maatschappij maakte een intensievere bedrijfsvoering van het agrarisch bedrijf noodzakelijk, ontwikkeling van de techniek maakte intensivering mogelijk. In de landbouw waren vooral het gebruik van kunstmest en verbetering van de ontwatering factoren die een einde maakten aan de grote variatie in milieutypen. Deze milieutypen waren ontstaan door langdurige – soms eeuwenlange – onveranderde bedrijfsvoering, die veelal werd gekenmerkt door een gering vruchtgebruik en primitieve werkwijze, en door voedselarme en natte omstandigheden. Gebruik van kunstmest en betere ontwatering veranderden de omstandigheden in voedselrijk en droog. Door nieuwe inzichten in de bedrijfsvoering, schaalvergroting (ruilverkaveling) verbetering van mechanische hulpmiddelen is het beheer niet langer langdurig eenvormig. Door het gebruik van geselecteerde, geschoonde zaden, chemische bestrijding van onkruid” ontstond een graslandtype dat vrijwel geheel bestaat uit grassen. Slechts op enkele plaatsen bleven de bloemrijke graslanden behouden, meestal daar waar gronden werden aangekocht door natuurbeschermingsorganisaties vanwege hun bijzondere waarde. De variatie in floristische samenstelling wordt behouden door het voortzetten of opnieuw instellen van de beheersvorm, zoals die in het verleden heeft plaats gevonden. De uit het grasland verdreven kruiden vonden soms een uitwijkplaats in bermen van wegen en dijken (ook spoordijken). Het beheer van bermen is er de laatste jaren veelal op gericht de soortenrijkdom te bewaren. *) t.b.v. de baksteenindustrie afgegraven MOTIEVEN VOOR DE AANLEG VAN EEN BLOEMENWEIDE Zoals al in de inleiding werd gesteld, kan een toenemende behoefte worden onderkend tot een natuurlijker aanzien van het groen in de woonomgeving. Aanleg van een bloemenweide voorziet in deze behoefte, en kan een bijdrage leveren tot verdere differentiatie van het groen, en daarmee tot verbetering van de kwaliteit van de woonomgeving. Er dient echter wel rekening gehouden te worden met een aantal beperkingen, die in het volgende hoofdstuk worden genoemd. De door de aanleg van een bloemenweide bewerkstelligde verrijking van de flora zal een verrijking te weeg brengen in de fauna, doordat een dergelijk biotoop ruimte biedt aan insecten, vogels en kleine zoogdieren. Door gebruik van elementen met een natuurlijk karakter kan een goede overgang gekregen worden tussen het groen in de stad dan wel in de stadsrand en het omringende landschap. FACTOREN DIE VAN INVLOED ZIJN OP DE KEUZE, WAAR EEN BLOEMENWEIDE WORDT AANGELEGD Allereerst is het noodzakelijk, er zeker van te zijn dat in de toekomst een bepaalde rust aanwezig zal zijn. Te intensieve betreding, gebruik van het terrein als speel- of ligweide en/of hondenuitlaatplaats zijn factoren, die de aanleg van een bloemenweide zeker zullen doen mislukken. Bestaande, intensief gebruikte speelweiden komen dan ook niet in aanmerking. Hoogstens kan worden nagegaan of gedeelten van deze speelweiden (b.v. de randen) door een extensiever maairegiem tot bloemenweide kunnen worden omgevormd. De aanleg van een bloemenweide kan zinvol zijn in grotere tuinen, bv. bij bejaarden- verpleeg- en ziekenhuizen, tussen bejaardenwoningen, maar ook op bredere bermen (vooral tussenbermen) en op hellingen zoals taluds van geluidswallen en dijken. Hellende terreinen zijn minder geschikt voor het beoefenen van balspelen, bieden de bloemenweide dan ook meer kans van slagen dan vlakke terreinen (als ze tenminste niet als crossterrein worden gebruikt!). Nagegaan kan worden of reliëf in het terrein kan worden aangebracht of in voorkomende gevallen kan worden versterkt. Zoals we later zullen zien bieden hoogteverschillen ook mogelijkheden voor de variatie in de begroeiing. BEPALEN VAN DE UITGANGSPUNTEN keuze van het vegetatietype In principe zullen we er naar streven, een vegetatietype te verkrijgen dat overeenkomt met het vegetatiedek, dat van oorsprong op dit terrein voorkwam, cq. onder gunstige omstandigheden zou kunnen worden verwacht, dan wel op soortgelijke terreinen in de omgeving voorkomt. Ook kan worden uitgegaan van kunstmatige situaties zoals zandophogingen, afgravingen ed., aard van de bestaande vegetatie . Als de mogelijkheden voor een bloemenweide in aanleg reeds aanwezig zijn, bv. in de vorm van een holle (dus niet geheel met grassen bezette) mat op arme grond, kan deze situatie als uitgangspunt dienen, en kan wellicht worden volstaan met de keuze van doelgerichte beheersmaatregelen. Deze maatregelen zullen in het algemeen in het verlengde liggen van die, welke reeds in het verleden hebben plaats gehad. noodzakelijke cultuurtechnische maatregelen . In de meeste gevallen zullen we de situatie min of meer ingrijpend moeten veranderen, en wel als te verwachten is dat de bloemenweide, die we willen realiseren, niet kan worden verkregen door bepaalde beheersmaatregelen alleen. De beste resultaten kunnen over het algemeen worden verwacht op gronden, die arm zijn aan voedingszouten (vooral stikstof) en voldoende vochthoudend. Op extreem arme, en droge gronden kan het resultaat lang op zich laten wachten. Als we te maken hebben met een rijkere grond, bv. een grond die nog tot voor kort in cultuur is geweest, zullen we maatregelen moeten nemen om de voedingstoestand van de grond te verminderen. We dienen daarbij rekening te houden met de beperkte mogelijkheden, die voor zo’n verarming aanwezig zijn. Het is heel wat eenvoudiger, een arme grond te verrijken (door bemesting) dan een rijke grond te verarmen. Gedacht zou bv. kunnen worden aan het afvoeren van de voedselrijke, cq. vervuilde bovenlaag. Dit is uiteraard een kostbare maatregel, die alleen mogelijk is ais de grondwaterstand het toelaat. Wellicht zal zo’n maatregel alleen haalbaar blijken als we de af te voeren grond elders kunnen gebruiken. Andere maatregelen die we kunnen overwegen zijn: – het diep onderspitten van de rijke bovengrond en het omhoog brengen van een eventueel aanwezige arme ondergrond. – het verschralen door middel van het aanbrengen en al dan niet doorwerken van een dikke laag schraal zand, waarbij gedacht zal moeten worden aan een laagdikte in de orde van 50 a 60 cm dikte. – door regelmatig maaien en het afvoeren van het maaisel is ook in zeer beperkte mate, en op de lange duur, enige verarming te verwachten. De te verwachten resultaten van de genoemde maatregelen, zijn beperkter in de volgorde, waarin ze zijn genoemd. Verarming van rijke gronden zal er niet of nauwelijks door worden verkregen, deze maatregelen zijn hoogstens bruikbaar om gronden, die nog net iets te rijk zijn, voldoende te verarmen. Het effect van uitwisselen en verschralen kan door grondwaterbewegingen en activiteiten van bodemdieren in de loop van de jaren verminderen. Grondwaterstand Als we streven naar een vegetatie, die op het terrein waar we een bloemenweide willen aanleggen thuis hoort, ligt het voor de hand de oorspronkelijke waterstand te behouden of te herstellen. In bepaalde gevallen kan het wenselijk zijn de waterstand op te voeren. Als ten aanzien van de waterstand in de omgeving afwijkende eisen worden gesteld, kan worden overwogen het terrein te omgeven door een ringsloot met een eigen peil. in het algemeen zal het aanbeveling verdienen te voorkomen, dat het terrein bestemd voor de aanleg van “natuurlijk” groen mee wordt opgehoogd met de omringende terreinen die bestemd zijn voor bebouwing. Heeft zo’n ophoging al plaats gehad, dan zal het wellicht niet mogelijk zijn het terrein weer af te graven tot op het oude maaiveld. Als voor de ophoging zand is gebruikt, wat niet is afgedekt met een laag “goede” (voedselrijke) grond zijn er nog mogelijkheden. Waterkwaliteit Als er aan het terrein sloten grenzen, bieden de oevers ruimte aan een interessante vegetatie. Het is wel van belang, dat ook het water voedselarm is, en het verdient aanbeveling te voorkomen dat er riool overstorten op deze sloot uitkomen. Reliëf Zoals we al eerder hebben gezien, kan reliëf in het terrein het voor ons doel ongewenst gebruik tegen gaan. Bovendien vormen hoogteverschillen in het terrein, hoe klein ook, een gradiënt, dat gunstig is voor de variatie in de begroeiing. Egaliseren van het terrein moet dus in ieder geval worden voorkomen. Eventueel bestaande slootkanten zonder beschoeiing, flauwe taluds naar sloten en greppels kunnen aantrekkelijke gradiënten zijn. Het is van belang zulke terreingegevens te onderkennen en mogelijk te behouden. Het versterken van het bestaande reliëf of het nieuw aanbrengen ervan verdient dus ook om deze reden aanbeveling. Eventueel aanwezige houtopstanden, in het terrein aanwezige houtopstanden met een natuurlijk karakter vormen eveneens een gradiënt, het verdient dus aanbeveling deze te behouden. Omgeving Aan te raden is om een inventarisatie te maken van de vegetatie van het terrein en de omgeving, omdat dit inzicht kan geven in het toe te passen sortiment, en omtrent de soorten, die zich er eventueel spontaan kunnen vestigen. Bij terreinen grenzend aan percelen in agrarisch gebruik kan de invloed van het bemesten met kunstmest en het gebruik van pesticiden, van nadelige invloed zijn doordat deze stoffen kunnen overwaaien. Gewenste terreinafmeting Om een redelijk resultaat te kunnen verwachten zal een bloemenweide toch tenminste een afmeting moeten hebben van enige honderden vierkante meters. Naar mate het terrein kleiner is, zal de invloed van storend gebruik groter zijn. Afrastering Afhankelijk van het te verwachten gebruik (misbruik) van het terrein zal het terrein van de omgeving moeten worden afgescheiden. Een terrein gelegen binnen sloten met een afsluitbare brug is natuurlijk gunstig. Als er kans bestaat dat het terrein door honden zal worden bezocht, zal een afrastering onontkoombaar zijn. Ontsluiting Al heeft een bloemenweide tijdens de bloei een effect ,,op afstand”, we moeten rekening houden met de behoefte de planten van dichtbij te bekijken (Bloemenweiden zijn geliefd bij fotografen!) . Afhankelijk van de grootte zal het dus nodig zijn paden langs of door de bloemenweide aan te leggen. Bij voorkeur zullen we paden kiezen met een eenvoudige verharding, zonder harde kantopsluiting, zodat langs de randen een tredvegetatie kan ontstaan. Ook valt te denken aan graspaden (paden wekelijks maaien) en bij vochtige terreinen aan knuppelpaden of knuppelbruggen. Soortenkeuze Uitgaande van de plaatselijke situatie kan een keuze worden gemaakt van de soorten, die we in de bloemenweide zullen gaan gebruiken. De keuze wordt bepaald door de hoedanigheden van het terrein (nat of droog, arm of rijk, zuur of kalkrijk). Een onmisbare, uit de praktijk ontstane handleiding, kan worden gevonden in de “Geschiktheidlijst voor de toepassing van kruidachtige en houtige heemplanten”, uitgegeven onder de titel ,,Inheemse planten voor park en tuin” door het IVN, onder redactie van de Dienst voor Plantsoenen te Amstelveen. Deze geschiktheidslijst geeft voorbeelden van bloemenweiden met grassen en zeggen, op natte, stikstofarme, zure veen- of zandgronden. Bloemrijke weiden met grassen en zeggen: op stikstofarme, vochtige tot drogere, min of meer basische gronden, hetzij vochthoudende zandgrond of lemige grond tot zandige leemgrond. Bloemenweiden zonder grassen en zeggen: op vochthoudende, stikstofarme, niet al te zure veen- of zandgrond. Naast beschrijving van de soortenkeuze geeft deze ,”geschiktheidlijst” veel aanwijzingen voor aanleg en onderhoud. In bepaalde gevallen zal het niet nodig zijn grassen uit te zaaien, nl. daar waar verwacht kan worden dat ze er zich spontaan kunnen vestigen. De door de handel aangeboden graszaadmengsels zijn zo samengesteld, dat er zo spoedig mogelijk een dichte grasmat ontstaat, en dat is bij de aanleg van een bloemenweide juist niet de bedoeling. De kruiden waar het om te doen is krijgen dan niet de kans zich te vestigen. Hoe langer het duurt voor de grasmat gesloten is, hoe meer gelegenheid er bestaat voor de kruiden om tot ontwikkeling te komen. Herkomst van het uitgangsmateriaal In de handel worden mengsels aangeboden voor de aanleg van een bloemenweide, die zaden bevatten van niet-inheemse planten. Hoewel zo’n bloemenweide op kleine schaal best aantrekkelijk kan zijn, valt dit soort bloemenweide buiten het bestek van dit artikel. Het aanbod van zaden en planten van inheems materiaal is nog beperkt, er zijn enkele bedrijven die zich in die richting specialiseren. Het kan nodig blijken, zelf zaad te gaan verzamelen. Het winnen van grotere hoeveelheden zaad in de omgeving kan nadelig zijn voor het voortbestaan van de soort op de plaats waar we zaad winnen, en dat is uiteraard onaanvaardbaar. Het is beter zaad slechts in kleine hoeveelheden te winnen (en dan alleen nog op eigen terrein, kopen is nog beter!). Dit zaad kan op een kwekerij worden uitgezaaid, waar er verder zaad van gewonnen kan worden (zie het artikel over het kweken van heemplanten Groen, januari 1980). Dat zaad wordt gebruikt om er planten van te kweken, die dan in de bloemenwei worden uitgeplant. Nadere inrichting De bloemenwei zal vragen oproepen bij een deel van de bezoekers naar de namen van de planten, die er voorkomen. Het aanbrengen van naambordjes kan worden overwogen, maar zulke bordjes worden nogal eens “geplukt”. Het samenbrengen van enkele exemplaren van het in de bloemenweide voorkomende sortiment op een afzonderlijk terreintje, waar educatieve opschriften kunnen worden aangebracht kan dan ook aanbeveling verdienen. Bij een grotere bloemenweide kan het aantrekkelijk zijn een schuilhut te bouwen voor observatie van vogels. UITVOERING Grondwerk Het uitvoeren van grondwerk is een noodzakelijk kwaad, dat we dan ook zo veel mogelijk moeten beperken. Elke bewerking veroorzaakt onrust” in de grond, waardoor de kans groot is dat zich een pioniersvegetatie zal gaan ontwikkelen, die zich kenmerkt door het massaal optreden van slechts enkele soorten. De gunstigste uitgangssituatie voor de aanleg van een bloemenweide is dan ook een terrein waar de grond arm aan voedsel is, en vochthoudend. Grondbewerking kan in zo’n geval achterwege blijven. In de meeste gevallen zullen echter meer ingrijpende maatregelen nodig zijn. In het vorige hoofdstuk is beschreven welke maatregelen nodig kunnen zijn om van een te rijke bovengrond af te komen, om reliëf in het terrein aan te brengen en zo nodig een vochtiger milieu te bereiken. De maatregelen die moeten leiden tot een zo gunstig mogelijke uitgangssituatie kunnen het best worden uitgevoerd wanneer de weersomstandigheden gunstig zijn, om structuurbederf te voorkomen. Bij uitwisseling van boven- en ondergrond op veen is het van belang, na gereed komen van de werkzaamheden de grond door middel van aantrappen of rollen zo spoedig mogelijk te verdichten, om oxydatie te beperken. Inzaaien – beplanten Na voltooiing van het grove grondwerk moet gezorgd worden voor een redelijk zaaibed. In tegenstelling tot wat voor de aanleg van een gazon gebruikelijk is, moeten kleine hoogteverschillen niet worden weggewerkt. Bij voorkeur zullen we beginnen met inzaaien in het najaar. Veel zaden van inheemse planten hebben een lange kiemduur. Voorkomen moet worden dat het terrein na de aanleg wordt betreden. Afhankelijk van de soort kiezen we de standplaats waar we de verschillende soorten uitzaaien of uitplanten. Pleks-of strooksgewijs uitzaaien verdient voorkeur boven het gelijkmatig verdelen van het zaad over het hele terrein. Eventueel kunnen we een eenjarige dekvrucht inzaaien (bv. spurrie). Onderhoud De bloemenweide zal één tot twee keer per jaar moeten worden gemaaid. Tijdstip van maaien is afhankelijk van de bloeitijd van de gewassen, die in de bloemenweide voorkomen. Het maaisel dient te worden afgevoerd. Verdere onderhoudsmaatregelen zijn reguleren van de begroeiing door middel van wieden (uitsteken) bijzaaien en bijplanten. KOSTEN Helaas wordt nogal eens de indruk gewekt dat een natuurlijke aanleg goedkoper is dan een traditionele aanleg, en zelfs dat er weinig deskundigheid voor nodig is (Rapport CRM: ,,Natuur in de stedelijke omgeving”). Het zal na lezing van het bovenstaande duidelijk zijn, dat de aanleg van elementen als een bloemenweide, alleen daar waar de uitgangssituatie gunstig is, goedkoop kan zijn. Als uitgebreide cultuurtechnische maatregelen nodig zijn, kan zeker niet meer van een goedkope aanleg worden gesproken. Een redelijke basiskennis en een grote belangstelling voor de natuur is voorwaarde om met enige kans op succes aan het werk te gaan. Ook in het onderhoud zijn geen besparingen te verwachten ten opzichte van het traditionele groen. Twee keer maaien per jaar, en het maaisel afvoeren, is niet goedkoper dan 20 keer maaien per jaar, waarbij geen maaisel wordt afgevoerd. De motivatie voor de aanleg moet dan ook niet zijn beperking van de kosten van onderhoud, maar het streven naar een groenelement met een hoge belevingswaarde en een grote variatie, dat weinig meer kost dan een “traditioneel” grasveld. DE BLOEMENWEIDE IS KLAAR, PLUKKEN MAAR? De pas aangelegde, ,”natuurlijk” aandoende bloemenweide wekt herinneringen aan plukken langs bermen, waar die bloemen ,”vanzelf” waren gekomen. Een nieuwe bloemenweide nodigt tot plukken! Om de aanleg van een bloemenweide te doen slagen, zal het noodzakelijk zijn omwonenden en gebruikers op de hoogte te stellen van de bedoeling die we met de aanleg van een bloemenweide hebben, hun belangstelling op te roepen en ons te verzekeren van hun medewerking. Bezoekers dienen er van doordrongen te zijn, dat zo’n aantrekkelijk element alleen kans van slagen heeft als het niet wordt betreden, ook niet door honden, en dat er niet mag worden geplukt. Pas als de toestand is geconsolideerd, zou kunnen worden toegestaan dat er onder begeleiding, met mate wordt geplukt. LITERATUURLIJST – Inheemse planten voor park en tuin geschiktheidslijst voor de toepassing van kruidachtige en houtige heemplanten uitgave Instituut voor Natuur beschermingseducatie Amsterdam – Wilde Planten deel 1, 2 en 3 uitgave Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland – Natuurtuinen en parken door, Dr G Londo Uitgave Thieme Zutphen ————————————————————————————– – Spectrum Atlas van de Nederlandse Landschappen . Uitgave, Het Spektrum Utrecht Antwerpen ————————————————————————————– – De bonte berm door dr P Zonderwijk uitgave Zomer & Keuning, Ede —————————————————————————— Een goede Flora b.v. Flora van Nederland van Heukels en van Ooststroom Geïllustreerde Hora van Nederland E Heimans H W heinsius en Jac P Thijsse – Publicaties van de Werkgroep Toepassing Inheemse Flora (TiF) ‘ in groen’ —————————————————————————— – Publicaties van Prol P Zonderwijk in diverse tijdschriften——————————————————————————- – lona tuinengids door Drs. C .Taudin Chabot (voor de vermelding van heemparken)